‘Ik ben heel trots op het jeugdplatform’

Marieke Volbers werkt als afdelingshoofd ‘Jeugd’  voor de gemeente Amsterdam. Ze denkt dat we op een andere manier naar jongeren en gezinnen moeten kijken. ‘We zijn te veel oplossingen gaan bedenken voor allerlei probleempjes bij jongeren. Die oplossingen verhinderen nog weleens dat jongeren ook gewoon heel krachtig zijn. Kijk maar naar het jeugdplatform!’

Marieke begint op een filosofische manier. Ze spreekt over de manier waarop we onze maatschappij hebben ingericht. ‘Die is soms best merkwaardig toch. We hebben bepaald wat je moet kunnen als je 4 bent, als je 8 bent, 11 bent, 15 bent. Daarmee proberen we alles maakbaar te maken. Als kinderen dan niet meekomen, ontstaan er probleempjes die we per individu willen oplossen.’ 


Die drang naar maakbaarheid ziet Marieke niet als iets positiefs. ‘We willen bijvoorbeeld ook rondom veiligheid alles uitsluiten, alles voorkomen. Daarom zetten ze soms twee personen 24/7 om een kind heen, waarmee je de risico’s hebt uitgesloten, maar tegelijkertijd een situatie hebt gecreëerd die niet gezond is.’ 


Om dit systeem te veranderen zet Marieke zich elke dag in. Daarvoor moeten we volgens haar anders denken, waardoor we vervolgens anders gaan doen. ‘We hebben daarvoor de ‘Jeugdvisie Amsterdam’ opgesteld, onder andere met het Jeugdplatform. Daarin staat precies hoe wij binnen Amsterdam een nieuwe koers willen varen. Waarbij we elkaars verschillen accepteren, in plaats van ze op te lossen door ze gescheiden van elkaar te houden.’ 


Die verschillen tussen jongeren en tussen ouders van jongeren worden gevierd bij het jeugdplatform. Waar iedereen een eigen verhaal meebrengt. ‘Op het jeugdplatform ben ik echt trots. De inbreng die de jongeren hebben is echt waardevol. Andere gemeenten zijn daar soms best wel jaloers op merk ik. Daarom noem ik het jeugdplatform vaak als ik bij het ministerie ben, of als ik met VNG spreek. Het is echt een voorbeeld voor heel Nederland als het gaat om het betrekken van jongeren bij complexe thema’s als de jeugdzorg en het onderwijs.’